April of november?
Een nieuwe kijk op een oud verhaal. In alle rust van herfst en lente. Neem er je tijd voor.
‘The Waste Land’ (T.S. Eliot, 1922) is een van de beroemdste gedichten in de Engelse taal van de 20ste eeuw. Het zit vol verwijzingen naar Shakespeare, Dante, de bijbel, hymnen, Veda’s, antropologie en populaire cultuur.
De openingszin is wellicht de bekendste: ‘April is the cruellest month’. Voor de bewoners van The Waste Land is de winter immers het comfortabele seizoen waarin zo weinig mogelijk geleefd moet worden, terwijl april daadkracht naar de toekomst vereist en ons confronteert met het verleden (memory and desire). Het kan ook anders. Hier is het evenwicht en tegenwicht in Nieuwe Tijden. Met liefde voor het origineel, een aanpassing van de boodschap voor een wereld in transitie: The Healing Land.
T.S. Eliot’s “The Waste Land”, gepubliceerd in 1922, wordt algemeen beschouwd als een van de invloedrijkste gedichten van de twintigste eeuw. Het is een complex, gelaagd werk dat de culturele, morele en spirituele leegte van de naoorlogse wereld onderzoekt. Het gedicht weerspiegelt de wanhoop en vervreemding die volgden op de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog, en het portretteert een samenleving die haar traditionele waarden, stabiliteit en betekenis lijkt te hebben verloren.
Centrale thema’s zijn sterfelijkheid, verval, geestelijke leegte, en het zoeken naar vernieuwing of redding. Het “woestijnlandschap” is zowel letterlijk als symbolisch: het verwijst naar een fysieke wereld die verarmd is door oorlog en industriële moderniteit, maar ook naar een innerlijke, emotionele en spirituele woestenij waarin mensen vervreemd, gedesillusioneerd en ontheemd zijn. Eliot toont hoe relaties, cultuur en religie hun betekenis verliezen, en hoe een diepe existentiële leegte achterblijft.
Toch is The Waste Land niet alleen een klaagzang. Het bevat ook subtiele hints van hoop en herstellende kracht. Door mythologische en religieuze verwijzingen, zoals de legende van de Graal en boeddhistische ideeën over verlichting, suggereert Eliot dat de mogelijkheid tot herstel en spirituele vernieuwing bestaat, maar dat dit een moeizaam proces van confrontatie met chaos en wanorde vereist. Het gedicht dwingt de lezer om actief betekenis te zoeken in fragmenten en contrasten, wat de ervaring van desoriëntatie en reconstructie weerspiegelt die kenmerkend is voor de moderne wereld.
Samengevat is The Waste Land een reflectie op een wereld in crisis, een cultuurpessimistisch portret van verval, vervreemding en spirituele leegte, maar ook een oproep om in fragmenten, symbolen en oude verhalen nieuwe betekenis te vinden. De kracht van het gedicht ligt in zijn intensiteit, intertekstualiteit en modernistische esthetiek: het is zowel een spiegel van de chaotische twintigste eeuw als een uitdaging aan lezers om actief de leegte te herkennen en te bevragen. Het blijft een tijdloos werk dat diep ingaat op de menselijke zoektocht naar zingeving in een verwarde wereld.
April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers. Etc. (T.S. Eliot)
The Healing Land
Leo Bormans 2025
Niet april,
maar november is de maand die ons wakker kust.
Wanneer het licht schuurt aan de randen van de dag
en we onze adem zien als bewijs dat we er nog zijn.
Men zegt dat de aarde verhardt,
dat mensen elkaar ontwijken als schaduwen in het raam,
dat hoop te teer is om aan te raken,
uit vrees het te breken.
Maar onder de steen van elke wanhoop
woelt nog een wortel,
traag en doelgericht.
Wij zijn niet verloren.
We zijn zoekend,
en zoeken is een vorm van trouw.
Er werd gezegd:
‘Hier is geen water, alleen steen.’
Maar wij weten: de steen houdt het water vast,
geheim, in zijn kieren,
zoals de mens zijn zachtheid bewaart
onder een pantser van meningen.
Er is nog vocht in ons.
De wereld is niet dood,
ze ademt schor,
zoals iemand die te lang gezwegen heeft.
Luister.
Er is een gerucht van nieuw begin,
een gefluister van kinderen die nog dromen durven tekenen
zonder randen, zonder schrik.
Ze tikken de toekomst aan als een vlieger,
hun touw is licht, hun greep al stevig.
Zij zijn ons geweten.
Wij hun geheugen.
We zullen hun ogen niet vullen met as.
We zullen hen tonen hoe je stil kunt staan
bij wat niet van jou is,
en toch diep raakt.
Zij zullen ons leren hoe tederheid begint:
niet in gestapelde woorden,
maar in zacht oprapen van wat gevallen is.
Wie zegt dat beschaving sterft,
vergeet dat cultuur niet wordt gebouwd
op podia en forums,
maar op subtiele gebaren van aandacht.
Een hand op een hand.
Een stilte die niet zwijgt.
Een blik die durft blijven.
Geen redding in verachting,
geen toekomst in cynisme.
Niet alles is stuk. Lijmen vraagt moed.
Wij hebben het kompas niet verloren,
we hebben het enkel in onze zak gestoken
om de handen vrij te houden
voor werk dat nog gedaan moet worden.
Moreel besef is geen oud kompas dat tegen beter weten in naar het noorden wijst.
Het is de puls in onze vingers
wanneer we aanraken en weten:
hier begint menselijkheid.
En ja, de wereld is onrustig.
Een veld vol wind,
maar wind is beweging en
beweging betekent leven.
Er zijn dagen dat de aarde lijkt te krimpen
tot schermen en cijfers,
tot schreeuw en ruis.
Maar tussen al het lawaai
valt nog steeds de regen
zoals vanouds:
nederig, ritmisch, herstellend.
Wie zich buigt, hoort haar spreken.
Wij zijn niet gemaakt van algoritmes of winst.
Maar van verhalen en verwondering.
De toekomst wordt niet gebouwd door wie alles al weet,
maar door wie durft vragen te stellen over wat was en wat zal zijn.
Wij kunnen spreken met elkaar
zoals bomen spreken met wortels:
onzichtbaar,
maar in wederkerig voeden.
We kunnen luisteren zoals rivieren luisteren:
niet om te antwoorden,
maar om te dragen.
Er is geen licht aan het einde van de tunnel.
Er is licht in de tunnel. Voor wie kijken wil.
De morele lente groeit niet in krant of markt,
maar in de geborgen ruimtes tussen mensen.
Een blik over de rand van een bed,
een mens die in een geur een mens herkent.
De zoeker die zegt:
‘Ik weet het niet, maar ik wil het leren.’
Dat is beschaving.
Dat is herstel.
De aarde zal niet herleven
door woorden van macht,
maar door gebaren van zorg.
Verbeelding die aanzet tot beweging.
Wij zijn de erfgenamen van wat mislukt is
en de voorlopers van wat mogelijk wordt.
Tussen die twee schuilt onze taak.
Niet om te heersen,
maar om te bewaren.
Niet om te vergeten,
maar om in mildheid te weten.
April is niet de wreedste maand.
November is de tijd om te helen.
April is de belofte van wat ons rest:
dat zelfs uit gebroken aarde
bloei kan stijgen.
Niet uit naïviteit,
maar uit keuze.
Hoop is niet het tegenovergestelde van wanhoop, wel van angst.
De zuster van hoop is twijfel, haar dochter moed.
En ooit,
wanneer wij slechts namen zijn in een register,
zal iemand deze regels lezen,
en denken:
ze hebben het geprobeerd,
en dat was goed genoeg.
