Hoera, ik ben een schrijver!
Ik schrijf al een leven lang boeken maar pas sinds vorige week durf ik mij ‘een schrijver’ noemen. Hoe dat komt? Een mens heeft altijd bevestiging nodig uit onverwachte en onverdachte hoek. De tekst die volgt mag jou op een of andere manier inspireren in waar jij mee bezig bent.
Schrijven is je kwetsbaar opstellen. Het is een weerbarstige strijd tussen hoofd, hart en klavier. Op de grote internationale bestsellers als ‘The World Book of Happiness’ en ‘The World Book of Hope’ staat niet eens mijn naam. Die doet er voor zo’n project niet toe. Het gaat er bij die boeken om op zo’n toegankelijk mogelijk wijze zoveel mogelijk mensen te inspireren op basis van kennis, wetenschap en inzicht. Uiteraard komt daar taal, stijl, inhoud en communicatie bij kijken maar echt schrijven deed ik pas toen ik de gelukspijlers ging omzetten in de kleurrijke voorleesboeken met geluksvogels in de reeks ‘Geluk voor Kinderen’. Ook dat werden internationale bestsellers en zij worden geprezen om hun fantasierijke taal en betekenisvolle inhoud. Boeken voor kinderen die niet gaan over kabouters, prinsen en prinsessen maar over doelen, relaties of zingeving. Met dieren die niet de voorspelbare kat, hond of konijn zijn maar wevervogels, boomklevers en wespendieven uit het brede universum dat ons omringt. De vogels vlogen uit en veroverden hoofd en hart van tienduizenden kinderen, ouders en leraren van Groningen tot Bejing. Maar een schrijver, zo durfde ik mezelf niet noemen.
En toen kwam ‘De Knikkers van Qadir’. Na de toevallige ontmoeting met een papa die met vrouw en kinderen op de vlucht voor het geweld in Afghanistan, in het vluchtelingenkamp in ons dorp belandde. Hij werd mijn beste vriend. Zijn verhaal schreeuwde om geschreven te worden. ‘De doden kunnen niet meer spreken, wij moeten het doen in hun plaats’, zo stimuleerde Qadir mij om het beste naar boven te halen wat ik met taal, hoofd, hart en klavier vermag. ‘We zullen geen gewoon boek schrijven’, zei hij. ‘Jij zegt altijd dat een mens groot moet dromen. We gaan voor een boek dat de wereld verovert om een stem te geven aan wie ze wordt afgenomen. Jij kan dat. Jij kunt vertellen. Jij bent de schrijnwerker van mijn leven. Ik lever het hout en jouw vakmanschap maakt er stoelen en tafels van.’ Een mens heeft iemand nodig die in hem gelooft.
Zo schreven wij nachten lang, met één adem en één pen het onthutsend en ontroerend verhaal op van zijn leven. We werkten metaforen en literaire motieven uit, voegden personages samen, vonden structuur in de betekenis van de edelstenen uit zijn land, verwerkten de heldenverhalen van zijn moeder en de spreekwoorden van zijn vader. We zochten naar woorden die zijn pijn en woede konden omzetten in moed en hoop voor wie het ooit zou lezen. Op zoek naar het universele, naar dé mens achter een mens, het elastiekje dat de verhalen en de herinneringen verbindt.
Ik durfde het resultaat aan niemand laten lezen. Niemand. Het bleef scharrelen met woorden, schaven aan zinnen, schuren aan structuren. Het boek werd stilaan niet alleen zijn verhaal, maar ook dat van mij en dat van ons allen. Over identiteit, toeval en noodlot. Over de vluchteling in ieder van ons. Voorzichtig stuurde ik het manuscript op naar de twee grootmeesters van de Nederlandse taal waar ik naar opkeek: Stefan Hertmans en Kader Abdolah. Een mens zoekt bevestiging, een schouderklop voor zijn twijfels.
Wat was ik blij dat zij meteen de tekst indoken en mij met enthousiasme meedeelden dat ik literatuur had geschreven. Echte literatuur. ‘Dit hartverscheurend relaas zou iedereen moeten lezen’, mailde Stefan Hertmans. ‘Zelden werden moordpartijen, de alomtegenwoordige angst, de nachtmerrie van het vluchten, de ontmoedigende hardvochtigheid van de vreemdelingenadministratie en het algehele gevoel van verlorenheid zo concreet en in detail, beeldend en pakkend beschreven.’ Ik vond vooral steun in zijn formulering ‘en het algehele gevoel van verlorenheid.’ Ik had iets universeels geraakt. Kader Abolah zei dat hij het boek in drie dagen had uitgelezen: ‘Pakkend, boeiend. Dit boek is een daad van betekenis.’
De eerste professionele proeflezers bij de uitgeverij die het manuscript geanonimiseerd kregen te lezen waren al even snel enthousiast: ‘Is dit wel een werk van eigen bodem?’ vroegen ze zich af. ‘Het overstijgt wat je vaak in dergelijke verhalen vindt. Heb je ons geen vertaling van een internationale bestseller ofzo laten lezen?’ En toen kwamen de getuigenissen van de duizenden lezers die het boek ondertussen omarmd hebben. Een allochtoon meisje van zeventien vertelde ons met tranen in de ogen dat ze eigenlijk nog nooit een boek had gelezen maar dat ze dit twéé keer had gelezen. Elke dag komen er dergelijke reacties binnen. Maar een schrijver? Zo durf ik me pas sinds vorige week noemen.
Toen ik vijftig jaar geleden Wijsbegeerte en Letteren ging studeren aan de universiteit in Leuven, keken wij allemaal met ontzag op naar een instituut als ‘De Nederlandse Taalunie’. Onwrikbare rots in de branding van taal en literatuur. En dan stuurt die instelling me nu een mail dat ze ‘De Knikkers van Qadir’ hebben geselecteerd als een uitmuntend voorbeeld van ‘een rijke tekst’. Zo’n tekst moet getuigen van een unieke gelaagdheid, inzicht geven in mens en wereld en uitblinken in originele stijl, structuur en veelzijdig taalgebruik. Vandaag werd de nieuwe website gelanceerd: www.rijketeksten.org We mogen er staan naast Khaled Hosseini van ‘De Vliegeraar’. Ik ga hem de Engelstalige vertaling van ons boek, die toevallig ook deze week verscheen, bezorgen. De knikkers ontmoeten de vliegeraar. Op een moment dat de taliban in Afghanistan zelfs vliegeren (en jawel: lachen, lezen, dansen en muziek maken) hebben verboden.
Vorige week kwam het hele verhaal in een stroomversnelling omdat Qadir plots genomineerd was voor de Publieksprijs Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap, zeg maar de Vlaamse Oscars. Qadir werd genomineerd als schrijver, mens, acteur, verteller, vader op de vlucht. Hij haalde het hoogste aantal stemmen van alle gewone deelnemers. De prijs werd uiteindelijk gewonnen door een gecontesteerde antivaccinatiefilm die de online stemming had gekaapt. Het zij zo. Zilver winnen in zo’n mediacompetitie is niet leuk. Maar wij genieten wel van de niet vanzelfsprekende publieke waardering voor zo’n boek en thema en van het brons dat zo’n publieksprijs hoe dan ook creëert. Maar een schrijver? Ja, zo durf ik me pas noemen nu ook de Nederlandse Taalunie ons schrijnend schrijfwerk herkent, erkent en zal aanbevelen in alle scholen in Vlaanderen, Nederland en … Suriname.
Nu nog afwachten of Khaled Hosseini reageert. ‘Vliegeren is voor de rijke kinderen’, zegt Qadir. ‘En knikkeren voor de arme. Ik had nooit kunnen dromen dat mijn knikkers ooit in een boek zouden belanden. Voor mijn eenentwintigste had ik zelfs nog nooit een boek in mijn handen gehad. De taliban verbranden boeken. Meisjes die boeken lazen, werden de ogen uitgebrand.’ Ik zeg: ‘En toch zijn wij vanaf nu officieel ‘schrijvers’, schrijnwerkers van het leven.’ Er is geen weg terug. De Nederlandse Taalunie heeft het gezegd.
Misschien kun ook jij, beste lezer, met deze tekst en met het boek iets doen om groot te dromen en het kleine te eren. Een mens is niet alleen een lichaam en een geest maar vooral ook een onuitputtelijke bron van unieke verhalen. In die verhalen kunnen wij elkaar ontmoeten, verbinden en versterken. Houd moed. Houd vol. Er zit een vluchteling en een schrijver in ieder van ons.
Meer op www.deknikkersvanqadir.com
Hartelijk dank voor uw inspirerende boeken!!
Mooi. En zo helpt de Taalunie ook jou om het algehele gevoel van verlorenheid te overstijgen. 😉 En jij vervolgens ons. Thx Leo. 🤷♂️
Schitterend!